Auteur: Martine F. Delfos
Verschenen: februari 2017
Uitgever: SWP
In dit relatief dunne boek (128 pagina's) wordt het begrip mentale leeftijden bij autisme goed uitgelegd. Biopsycholoog Martine Delfos introduceerde het begrip al jaren eerder (zie Martine Delfos over mentale leeftijden) en publiceerde al in 2012 samen met Norbert Groot een boek Autisme vanuit een ontwikkelingsperspectief, maar omdat ik opzag tegen de grote hoeveelheid tekst (256 pagina's) heb ik dat boek nooit gelezen. Doordat dit nieuwe boek met "een korte introductie over autisme" wat laagdrempeliger is, ontdekte ik als wetenschappelijk geïnteresseerde ouder een onderbouwing en als opvoeder praktische inzichten wat ik met deze theorie kan in de dagelijkse praktijk.
Ik vind het een sympathieke en goed bruikbare theorie, al kan ik niet alles plaatsen wat Delfos in het boek beweert. Ze ontwikkelde haar theorie van een vertraagde ontwikkeling op sociaal gebied en een versnelde ontwikkeling op cognitief gebied en vergeleek die vervolgens met alle bekende kenmerken en theorieën over autisme. Ze betoogt dat haar theorie van het Socioschema en de MAS1P (Mental Age Spectrum in 1 Person) een completer verhaal biedt over autisme, en meer aanknopingspunten voor hulp en begeleiding, dan de bestaande theorieën als Theory of Mind, Centrale Coherentie en Executieve Functies, of het extreem mannelijke brein.
![]() Ik was in november 2016 bij een presentatie van Martine Delfos voor Oudervereniging Pharos waar ze in één avond de belangrijkste punten uit het boek vertelde (althans, dat begreep ik pas later toen ik het boek las). Die avond kon ik niet alle punten goed volgen, dus ik ben blij met de uitgebreidere toelichting in dit boek. Delfos zei bij deze presentatie: “Of ik heb het helemaal mis, of ik ben mijn tijd ver vooruit.” In augustus 2017 had ik naar aanleiding van de eerste versie van dit boekreview een persoonlijk gesprek met haar, waarin ze nog een aantal aspecten verhelderd heeft. Het is jammer dat collega-wetenschappers haar werk niet noemen of publiceren over nader onderzoek naar haar theorie, want dat verdient het wel. Enige erkenning voor de theorie bespeurde ik wel een half jaar na publicatie van dit boek, bij kinder- en jeugdpsychiater Wouter Staal in een interview van november 2017: "De hersenontwikkeling verloopt bij mensen met autisme echt heel anders, zo hebben ze bijvoorbeeld een latere sociaal-emotionele rijping. En zij kunnen goede verstandelijke vermogens hebben, maar desondanks heel traag zijn in de informatieverwerking. Als je daar geen rekening mee houdt, kan iemand uiteindelijk depressief worden of zelfs psychotisch." Martine Delfos doet wel uitspraken die nogal stellig over kunnen komen 1), terwijl wetenschappers normaal gesproken voorzichtig formuleren om rekening te houden met alle mogelijkheden. Soms kan ik niet begrijpen hoe de wetenschappelijke onderzoeken die ze noemt een onderbouwing zijn voor haar theorie 2), maar zoals ze zelf schrijft in de epiloog van het boek: "Het belangrijkste voor mij was de manier waarop de mensen met autisme reageerden op mijn theorie. Zij herkennen de MAS1P, hun regenboog van mentale leeftijden, en herkennen het gevoel dat ze weten dat ze niet weten, zonder enig idee te hebben hoe ze dit gebrek aan kennis kunnen veranderen." Dat geldt ook voor ouders van kinderen met autisme: wij merken bij Stichting AutiPassend Onderwijs Utrecht dat de theorie van mentale leeftijden heel herkenbaar is voor ouders en hen helpt om hun kinderen beter te begrijpen en te helpen. Alleen al daarom is dit boek een aanrader!
Waar ik Martine Delfos ook om bewonder, is dat door haar manier van kijken de mensen met autisme consequent in een positiever daglicht komen te staan dan gebruikelijk (en hun ouders ook!). Wie vaker iets van haar gelezen of gehoord heeft zal het bekend voorkomen dat zij altijd zegt: autisme is geen defect, het is een vertraging en een versnelling tegelijk. Ik moet zeggen dat ik er zelf in de praktijk thuis niet aan ontkom om sommige kenmerken toch als beperkend te zien in de huidige maatschappij, en dan ligt de visie dat autisme een stoornis is op de loer. Maar Delfos heeft gelijk als ze zegt dat die kenmerken niet statisch zijn: mensen met autisme kunnen zich altijd verder ontwikkelen en hetzelfde bereiken als andere mensen, al komen sommige vaardigheden misschien pas op een (veel) latere leeftijd dan gemiddeld. Delfos vraagt ook nadrukkelijk aandacht voor de versnelling, die wij in de dagelijkse praktijk nogal eens dreigen te vergeten: de cognitieve voorsprong die veel kinderen met autisme hebben. Delfos zegt wel eens: autisme betekent per definitie hoogbegaafdheid. Dan bedoelt ze niet de gebruikelijke definitie van hoogbegaafdheid, want tijdens de lezing en ook in het boek relativeerde ze: "Dus, aan de cognitieve kant, wanneer kinderen met autisme in staat zijn om te spreken, lijken ze vaak veel ouder dan hun chronologisch leeftijd en lijken ze hoogbegaafd, wat in feite slechts een eenzijdige begaafdheid is." (blz. 28)
![]() Die eenzijdige hoogbegaafdheid komt volgens Delfos door de invloed van testosteron op de foetus in de baarmoeder, wat leidt tot een andere volgorde van ontwikkeling: eerst de focus op het cognitieve gebied (ontdekken hoe dingen werken) en daarna op het sociaal-emotionele gebied (omgaan met mensen), terwijl een typische ontwikkeling andersom gaat. “Vanwege de intelligentie verwachten we [van kinderen met autisme] ook een hoog niveau van sociale ontwikkeling, wat tot onze verbazing dan vaak niet het geval is. [... Mensen] geven [dan] gemakkelijk de schuld aan de ouders over de manier waarop zij hun kind opvoeden.” (blz. 27)
Een vertraagde rijping van de hersencellen op specifieke gebieden kan een verklaring zijn voor de kenmerken van autisme, waaronder "overweldigd raken in een situatie van meervoudige geluiden" (blz. 35, wat wij zintuiglijke overprikkeling zouden noemen), minder goed vrienden kunnen maken, minder goed taken af kunnen krijgen, minder goed de weg kunnen vinden, iedereen als "veilig" beschouwen of juist angst voor vreemden. De hersenen kunnen op latere leeftijd verder rijpen en dan kunnen deze achterstanden ingelopen worden.
In plaats van een IQ-test, die gemaakt is voor kinderen met een typische ontwikkeling en daarom niet goed passen voor kinderen met autisme, is Delfos voorstander van een leerpotentieeltest. Die gaat ervan uit dat om iets te leren, een vaardigheid eerst in de zone van naaste ontwikkeling moet komen (dat wil zeggen, de hersenen en het lichaam zijn “klaar” om die vaardigheid te leren). Daarna komt de praktijkzone, waarin het kind het nieuwe gedrag kan oefenen, waarna het in de zone van actualisatie komt: het kind kan het zelfstandig uitvoeren. De leerpotentieeltest kijkt welke dingen in de praktijkzone zitten, dus op het punt staan ontwikkeld te worden. "Ze moeten gewoon worden 'opgevoed' in sociale ontwikkeling op de manier waarop ouders dit ook met hun kinderen zonder autisme doen, maar dan op het moment dat ze er rijp voor zijn."
Als de hersenen op een bepaald gebied rijp zijn voor een volgende fase, en de ouders of omgeving bieden bijpassende nieuwe denkkaders aan de persoon met autisme, dan kan de ontwikkeling ineens erg snel gaan. "In de periode ervoor zijn al vele ervaringen 'verzameld' die afzonderlijk van elkaar werden beschouwd, maar door een nieuw denkkader komen deze ervaringen bij elkaar in een soort conclusie en deze opent het gedrag." (blz. 63) In het boek geeft ze daar diverse voorbeelden van. Zie ook de paragraaf Aan de slag met de theorie van mentale leeftijden op onze aparte pagina over mentale leeftijden.
De versnelde rijping van de hersencellen op cognitief gebied leidt naast de schijnbare hoogbegaafdheid (beperkt tot het cognitieve vlak) ook tot specifieke interesses en talenten. Over de schijnbare beperkingen in centrale coherentie (details tot een geheel kunnen vormen) schrijft Delfos dat het niet gaat over traagheid van de informatieverwerking, maar over meer tijd nodig hebben vanwege de precisie, via het geven van aandacht aan details. “Wanneer iemand die precies is, geconfronteerd wordt met een contradictie van de feiten, kan hij niet gemakkelijk verder gaan, maar blijft hij stilstaan op dezelfde plek in zijn geest.” (blz. 56) Mensen met autisme hebben volgens haar een dieper en meer doordacht inzicht, dat soms langzamer tot stand komt dan bij mensen zonder autisme.
|
Boekreviews >