De extra ondersteuning op school wordt vaak naast de normale gang van zaken van het onderwijs georganiseerd. Dit leidt tot onnodige complexiteit voor de onderwijsprofessionals en onvoldoende ondersteuning voor de leerling die dat nodig heeft. Dat concludeert Stichting AutiPassend Onderwijs Utrecht uit de Case Studie naar Passend Aanbod en Ontwikkelingsperspectief, die op 20 juni 2017 als bijlage van de Elfde Voortgangsrapportage Passend Onderwijs naar de Tweede Kamer is gestuurd. Lees hieronder waar wij deze conclusie op baseren. Keuzevrijheid oudersEen andere bijlage, Keuzevrijheid ouders kinderen met extra ondersteuningsbehoefte, concludeert: "Vooral ouders van kinderen in de middelbare schoolleeftijd omschrijven het
schoolkeuzeproces als een zoektocht die om veel doorzettingsvermogen vraagt. [...] Dit had vooral
te maken met gebrekkige informatievoorziening en communicatie over de
ondersteuningsmogelijkheden van scholen. Ook de organisaties geven aan dat het vaak
niet duidelijk is wat scholen wel en niet kunnen bieden. Dit maakt het lastig voor ouders
om scholen met elkaar te vergelijken. [...] De bedoeling van passend onderwijs was echter
dat het vinden van een geschikte plek makkelijker zou worden voor ouders, doordat
schoolondersteuningsprofielen het ondersteuningsaanbod van scholen inzichtelijk
zouden maken. In de praktijk blijkt dit dus echter nog niet overal zo te zijn. Ook uit de
integrale casestudies blijkt dat het schoolondersteuningsprofiel nog niet de beoogde
functie heeft." Als Stichting AutiPassend Onderwijs Utrecht zien wij dat er steeds meer goede ondersteuning wordt geboden aan jongeren met autisme op havo/vwo-scholen. Wij maken ons echter grote zorgen over jongeren bij wie dat niet gebeurt en over de problemen die ouders ervaren bij het vinden van een geschikte school en/of ondersteuning. Een aantal van onze zorgen zien wij terug in bovengenoemde studies. Past elke leerling in passend onderwijs?We lichten enkele verontrustende observaties uit de case study naar passend aanbod en ontwikkelingsperspectief. Achtergrond van de case study "Past elke leerling in passend onderwijs?": Aan tien scholen (4 po, 4 vo en 2 mbo) is gevraagd ‘complexe casussen’ aan te leveren voor het onderzoek. Het ging daarbij om casussen waarbij het volgens de scholen moeilijk was om passend aanbod te realiseren. Ook de ontwikkelingsperspectieven (OPP’s) in het po en vo zijn daarbij bestudeerd en de bijlagen voor de onderwijsovereenkomst in het mbo. Totaal ging het om 31 leerlingen (dus gemiddeld 3 per school).
Hoe komt het en wat kan je eraan doen?Stichting AutiPassend Onderwijs Utrecht analyseert de ontwikkelingen als volgt.Omdat scholen niet te veel als zorgschool gezien willen worden (want dat zou andere ouders kunnen afschrikken en/of te veel zorgkinderen trekken) maken ze onvoldoende duidelijk in het schoolondersteuningsprofiel wat voor expertise voor extra ondersteuning de school in huis heeft. Daardoor is het voor ouders die die informatie nodig hebben niet duidelijk welke school het beste bij hun kind zal passen en komen kinderen eerder terecht op een school die minder goed in staat is de benodigde extra ondersteuning te geven. Dat maakt het lastiger voor de school om de juiste ondersteuning voor dat kind te bieden. Omdat de ondersteuning voor de leerling vooral georganiseerd wordt door intern begeleiders en zorgcoördinatoren (wat mogelijk ingegeven wordt door de manier van financiering vanuit het samenwerkingsverband), speelt de diagnose een belangrijke rol bij het vaststellen van de extra ondersteuningsbehoefte. Een diagnose kan zeker behulpzaam zijn, maar is slechts een startpunt (zie Is een diagnose autisme een voordeel of een nadeel? waar we schrijven: "Wij vinden het belangrijk dat begeleiders, ook als de diagnose bekend is, goed kijken naar individuele kenmerken"). Als de ondersteuningsbehoefte door de leraren zelf zou kunnen worden vastgesteld, kan veel meer gekeken worden naar de soort activiteiten en omstandigheden waarbij de leerling hulp nodig heeft, en zal de diagnose minder doorslaggevend zijn. Het gaat om wat dat specifieke kind in de klas nodig heeft (en dat is bij elk kind met autisme weer anders) en er zijn vaak didactische aanpassingen nodig in plaats van zorg. Omdat alleen vooral het zorgteam betrokken is bij het bepalen van de benodigde ondersteuning, is bij de VO-docenten niet goed bekend wat een bepaalde leerling nodig heeft, en blijft de ondersteuning voornamelijk beperkt tot "standaard" pakketten buiten de reguliere lessen (een training buiten schooltijd, een persoonlijke coach, trajectbegeleiding). Dat zijn prima invullingen van extra ondersteuning, maar als dat ertoe leidt dat docenten in de les geen extra ondersteuning geven, werkt het averechts. ![]() We gunnen docenten succes met hun leerlingen. Docenten hebben vaak het idee dat
ze te weinig weten van autisme en durven er daarom niet aan te beginnen. Ze
kunnen zeer geholpen zijn met tips en handreikingen die geen tijd of werk
hoeven te kosten. Bijvoorbeeld dat een leerling hen niet aankijkt niet altijd
desinteresse is, maar kan betekenen dat hij prikkels uitschakelt om goed op te
letten wat er gezegd wordt. Het zou ook fijn zijn als de schoolleiding docenten ondersteunt bij een goede logistiek. Als docenten zelf moeite hebben om het schoolwerk goed te plannen waardoor leerlingen overladen worden, als roosters chaotisch zijn met veel lesuitval, zijn er altijd leerlingen die hier meer last van hebben dan andere. Dat soort problemen hoeven niet altijd gezien te worden als een extra ondersteuningsbehoefte voor die leerlingen maar zouden eerder moeten worden gezien als een opdracht voor de school om een goede basis te leggen waar alle leerlingen van kunnen profiteren. Vandaar onze conclusie dat de extra ondersteuning te weinig geïntegreerd wordt in het dagelijkse onderwijsproces. Dit leidt tot onnodige complexiteit voor de onderwijsprofessionals en onvoldoende ondersteuning voor de leerling die dat nodig heeft. Ander politiek nieuws over Passend Onderwijs: zie overzicht Landelijke politiek |
Alle nieuwsberichten >